Gegevens:
"De uitverkorene"
Het is gewoon een woensdagavond in café
De Overkant in Vriezenveen, als de stamgasten opgeschrikt worden door
het getingeling van het tingelingding. Een vrij vreemd toestel voor
in een café, waar de werknemers gewoon zicht hebben op de deur. Hoe
dan ook, het tingelingding tingelingde en daar stond een, voor de
stamgasten, vreemde vent. Een grote man met een zongebruinde huid die
haast wel van leer gemaakt leek. Ook hingen zijn lange lokken tot
over zijn schouders en bungelde er een baard van een goede twintig
centimeter zo rond de mond van deze vreemdeling.
"Bent u
verdwaald?" vraagt één van de gasten aan de man, die naar de
bar loopt en op één van de krukken gaat zitten.
"Nee."
zegt hij, kortaf.
"O."
"Wilt u iets te drinken?"
vraagt de uitbater aan zijn nieuwe klant.
"Nee hoor, dank u."
krijgt hij als antwoord. De vreemdeling kijkt op en ziet hoe alle
aanwezigen hem aanstaren.
"Ik heb oe hier nog nooit eerder
gezien." merkt één van hen op.
"Dat kan. Ik ben hier
ook nog nooit eerder geweest."
"Wa moej hier da?"
vraagt de zelfde man.
"Ik werd gevraagd om hier te
wachten."
"Door wie?"
"Geen idee."
"Waarom
doe'j t da?"
"Omdat ik geen idee heb wat ik anders zou
moeten doen." zegt de vreemdeling, terwijl hij zich naar de
stamgasten toe draait.
"Zo gaat het al jaren. Iemand zegt dat
ik ergens heen moet gaan en dan doe ik het maar."
"Ja,
maar waarom?"
"Dat weet ik eigenlijk ook niet."
"Waar
woon je dan?"
"Geen idee"
"Hoe heet je
dan?"
"Geen idee."
"Wat weet je wel?"
"Dat
ik al jaren bezig ben met waar ik ook maar mee bezig ben. O ja, en ze
noemen mij de uitverkorene." merkt de vreemdeling zo even tussen
neus en lippen door op.
"Nou wottie heelmoal mooi!"
roept een van de stamgasten uit.
"De uitverkorene? Ben je
niet gewoon ontsnapt uit een inrichting of zo?"
"Nee
hoor. Het ging allemaal zo. Jaren geleden, toen ik nog ergens op een
basisschool zat, gingen we eens voor een sportdag het bos in. Vraag
mij niet waar dat was, hoe het bos heette of wat de naam van mijn
basisschool was, want dat weet ik allemaal niet meer. Hoe dan ook, we
moesten op een gegeven moment voetballen op een veld van een
sportvereniging in de buurt en omdat ik één van de grootsten en
sterkste was, moest ik een aantal van die banken van de gymzaal het
veld op rollen. Nadat we klaar waren met wat we ook maar aan het doen
waren moesten die dingen natuurlijk ook weer opgeruimd worden. Dus ik
sleepte die dingen weer terug naar een of ander berghok. Toen ik er
nog eentje weg moest bergen werden alle kinderen bij de juf geroepen,
omdat we zo weer met de bus naar school zouden worden gebracht. Ik
zei tegen haar dat ik nog één zo'n bank op moest ruimen en dat ik
zo weer terug zou zijn. Ik ging terug naar het voetbalveld en tilde
de bank aan de niet-wieltjeskant op, waarna ik het ding terug naar de
berging reed. Ik zette die bank naar de anderen neer, deed de deur
dicht en liep weer terug naar het punt waar de juf en mijn
klasgenootjes stonden te wachten. Toen ik er eenmaal was, waren zij
allemaal verdwenen. Je kon zelfs niet zien dat ze er ooit geweest
waren."
"Raar verhaal." merkt een stamgast
op.
"Ik weet het, maar het echte rare moet nog
komen."
"Vertel." moedigt een andere stamgast
aan.
"Ik stond daar dus op die plek en dacht eerst dat ik
misschien verkeerd was gelopen. Ik liep verder het bos in naar waar
ik dacht dat de weg was, maar ik kwam alleen maar een grote
zandvlakte tegen. Ik begreep er helemaal niks van, dus liep ik terug
naar waar ik dacht waar de voetbalvelden waren, maar ook in die
richting kwam ik geen bekende dingen tegen. Opeens zie ik een fel
licht langs de verschillende bomen schijnen. Ik hoopte dat dat de
koplampen van de bus waren en liep dus die kant op, maar de bomenlijn
hield maar niet op. Ook zag ik in de verte geen hoop op het einde van
het bos."
"Maar die lichten dan?"
"Ja, die
lichten. Die kwamen wel dichterbij. Toen ik er vlak voor stond klonk
er opeens een stem."
"En wat zei die stem?"
"Die
stem vertelde mij dat ik naar Bornerbroek toe moest fietsen. Ik had
tot dan toe nog nooit van die plaats gehoord en vertelde de entiteit
dat ik niet wist waar dat lag. De stem van het licht deelde mij toen
mede dat ik de richting waarin de fiets stond geparkeerd op moest
fietsen en daarna de bordjes volgen moest om in Bornerbroek te raken.
Daar zou ik twee meisjes tegenkomen die mij verder zouden helpen.
Vervolgens verdween het licht en zag ik inderdaad een fiets staan.
Ook kon ik, ondanks de duisternis, een duidelijk pad het bos uit
zien. Ik volgde het pad en kwam uiteindelijk uit op een openbare weg.
Volgens de bordjes moest ik toen linksaf slaan om in Bornerbroek
terecht te komen, maar het liefst wilde ik gewoon weer naar huis toe.
Eerlijkheid gebied mij te zeggen dat ik werkelijk niet meer weet waar
mijn woonplaats lag, maar in dat geval had ik rechtsaf moeten slaan.
Iets in mij weerhield mij ervan om daadwerkelijk een bochtje naar
rechts te maken, en vanwege de uitputting die zich meester had
gemaakt van mijn welzijn besloot ik om er op dat moment niet langer
tegenin te gaan. Ik sloeg linksaf de duisternis in en fietste
blijkbaar naar Bornerbroek toe. Door dit alles te vertellen krijg ik
best wel dorst trouwens." hint de vreemdeling. De stamgasten
zijn dusdanig geïnteresseerd dat zij de barman wenken om de vreemde
man iets te drinken te geven.
"Wat zal het zijn?"
"Appelsap.
Een lekker, koud glas appelsap."
De vreemdeling neemt een
flinke slok van zijn appelsap en vertelt verder.
"Heel de
nacht lang baande ik mij een weg door bossen en over vrijwel volledig
verlaten wegen. Zo nu en dan werd ik ingehaald door een auto of kwam
er eentje mij tegemoet. Geen van die automobilisten hielden mij
staande om te vragen wat een kind zo jong midden in de nacht op de
weg deed. Ook begon het vroeg in de morgen keihard te regenen. Zo
rond het spitsuur kwam ik langs een bordje waarop Bornerbroek stond
aangegeven, maar nergens zag ik twee meisjes staan. Na eventjes
gewacht te hebben op iets of iemand, besloot ik om maar door te
rijden. Bij een stoplicht viel het mij ineens op dat ik al een tijdje
achter twee mensen fietste. Twee jonge meisjes om precies te zijn.
Nou ja, jong tot op een zekere hoogte. Ze zaten ongeveer in groep
acht van de basisschool. Ik was in ieder geval jonger. Hoe dan ook,
terwijl we daar bij het stoplicht stonden te wachten, draaide één
van de meisjes ineens om. Ze keek mij aan en glimlachte. Ik wist niet
goed wat ik doen of zeggen moest, maar daar had zij al rekening mee
gehouden. Ze vroeg mij of ik soms verdwaald was, want ze kende mij
niet, en in Bornerbroek schijnen mensen elkaar wel redelijk goed te
kennen. Ik knikte. Door de regen had ik het eigenlijk te koud om mij
normaal te bewegen en ik durfde ook niet goed om mijn kaken van
elkaar te halen. Ze spoorde mij aan om haar te volgen naar haar
school, zodat de schoolmeester mij kon helpen. We fietsten met ons
drieën naar de school toe en samen met het ene meisje stapte ik het
kantoor van de schoolmeester binnen.
'Ha! De uitverkorene!' zei
hij direct.
'Ik vroeg mij al af waar je bleef. Je moet je
trouwens wel haasten, anders mis je je trein nog!' Ik wilde hem juist
vragen over welke trein hij het had, toen hij twee kaartjes uit een
lade van zijn bureau toverde en er eentje aan zowel het meisje als
mij gaf. Dit meisje, van hooguit een jaar of twaalf, kreeg de
opdracht van de schoolmeester om met mij mee te gaan, want ik zou nog
te jong zijn om het alleen te doen. Onderweg naar het station in
Almelo viel het mij op dat niemand opkeek van dit feit. Alsof twee
jonge kinderen dagelijks samen met de trein naar een onbekende
bestemming afreizen. Eenmaal in de trein bleken er nog meer kinderen
in de zitten. Het meisje nam mij bij mijn hand en liep samen met mij
door de coupés heen. In de tussentijd werden we blijkbaar enkele
jaren ouder, daar ik opeens een stukje groter was dan haar en zij
desondanks ook zichtbaar gegroeid was. Opeens viel het haar op dat
haar vriendengroep in een wagon zat. Ze nam plaats naast haar
vrienden en begeleidde mij naar de stoel naast haar. Nog altijd
begreep ik niet wat er nu precies aan de hand was, maar de mensen om
mij heen hadden het duidelijk naar hun zin. Ineens voelde ik een
flinke druk op mijn blaas en wilde ik graag naar de wc. Nooit eerder
was ik met de trein geweest, dus vroeg ik aan de enige persoon die ik
daar kenden, in de ruimst mogelijke betekenis van het woord, of zij
toevallig wist waar de wc was. Ze draaide haarzelf om en wees naar
een tussenstukje in de trein. Ik stond op en liep er naartoe. Nadat
ik klaar was, liep ik terug naar de coupé waar ik van dacht dat ik
er zojuist nog zat. Toen ik de deur opende viel het mij op dat zowel
het meisje als haar vriendengroep verdwenen waren. Vanwege alle rare
dingen die ik in de afgelopen twaalf uur al had meegemaakt, dacht ik
dat ik mij misschien vergist had. Dat ik wellicht de verkeerde kant
opgelopen was. Ik wilde weer omdraaien om naar de coupé aan de
andere kant van het tussenstukje te gaan, toen een jongensstem mij
aansprak.
'Je bent hier wel goed, hoor.' zei hij. Ik keek om en
zag een alternatief uitziende jongen van een jaar of zeventien in de
hoek van het vierzitsplekje zitten. Hij keek mij niet aan en was met
zijn telefoon aan het spelen.
'Ga maar gewoon zitten,
uitverkorene.' zei hij bijzonder stoïcijns."
Plots gaat
de telefoon van het café over. De barman neemt op.
"Ja? Ja,
die zit hier." spreekt hij de hoorn nog in, als opeens de deur
van het café openzwaait.
"Mooi!" roept één van de
twee mannen, terwijl hij zijn ouderwetse mobieltje dichtklapt en op
de vreemdeling afstapt.
"Ik had al zo'n vermoeden dat je hier
zou zijn!" roept hij bovendien nog uit.
"Drink je
drankje even op, dan gaan we zo."
"Hij heeft nog niet
betaald." onderbreekt de barman de flamboyante man.
"Niet
betaald?! Niet betaald?! Man, weet je wel wie dit is? Dit is de
uitverkorene! Je mag allang blij zijn dat je zulk hoog bezoek hebt,
en dan had ik het nog niet eens over mijzelf! Laurens, geef die man
een knolraap, of waar ze dan ook maar mee betalen in dit deel van de
wereld. Ik neem onze nieuwe vriend hier vast mee naar de auto."
Laurens, de andere van de twee mannen, haalt een versleten
portemonnee uit zijn achterzak en vist er een briefje van tien
uit.
"Is dit genoeg?" vraagt hij de barman, die knikt.
Laurens legt het briefje neer en volgt de uitverkorene en zijn nieuwe
'vriend' mee naar buiten, de stamgasten en de barman volledig
verdwaasd achterlatend.
© december 2014, Timmeeh, BasicPublishing.nl